Inleiding

De gemeentebeschrijving van ( de voormalige gemeente, HH) Termunten is ontstaan in het kader van het Monumenten Inventarisatie Project (MIP). Dit project is geïnitieerd door de Rijksdienst voor de Monumentenzorg en uitgevoerd door de provincies. Het heeft als doel een globaal overzicht te geven van de stedenbouw en bouwkunst uit de periode 1850-1940. De inventarisatie is per provincie, gebiedsgewijs aangepakt. Voor de provincie Groningen zijn dat de volgende gebieden: het Hogeland (inclusief de gemeente Slochteren), het Westerkwartier, het Oldambt, de Veenkoloniën en het Gorecht. Om greep te krijgen op het inventarisatiegebied is de volgende methodiek ontwikkeld:

 

1. Er is een regiobeschrijving gemaakt van elk van de hierboven genoemde gebieden, die een algemeen kader biedt voor de uitgevoerde inventarisaties;

2. In samenhang daarmee is per gemeente een gemeentebeschrijving opgesteld, die nader ingaat op de ontwikkelingen in die gemeente;

3. Verder zijn door middel van veldwerk structuren en objecten uit de betreffende periode geïnventariseerd. De inventarisatie heeft tevens als toetsing gediend van de regio- en gemeentebeschrijving.

In de gemeentebeschrijving van Termunten wordt in het kort een beeld geschetst van de ontwikkelingsgeschiedenis van de gemeente tot 1940.

 

De volgende aspecten komen hierbij aan de orde:

 

1. Begrenzing en liggaat van het gebied

2. Ontstaansgeschiedenis

3. Grondgebruik
4. Infrastructuur
5. Nederzettingsstructuur.

 

Na deze ontwikkelingsschets van de gemeente wordt tenslotte in het doel en de methodiek van het stedenbouwkundig veldonderzoek en de inventarisatie van de bouwkunst weergegeven.

Door de hele tekst staan steeds tussen haakjes inventarisatienummers vermeld. Hiermee wordt verwezen naar het vijf delen tellende rapport ‘Registratie cultuurhistorische waardevolle objecten’, waarin de resultaten zijn neergelegd van een tussen 1981 en 1990 uitgevoerde inventarisatie van de bouwkunst in het herinrichtingsgebied Oost-Groningen.

 

 


GEMEENTEBESCHRIJVING TERMUNTEN

 

1. Ligging

De gemeente Termunten is gelegen in het oosten van de provincie Groningen. De grenzen van de gemeente worden gevormd door de gemeenten Nieuwolda en Scheemda in het zuiden, de gemeente Slochteren in het westen en de gemeente Delfzijl in het noordwesten. In het noorden en oosten grenst de gemeente Termunten aan de Dollard (Opmerking: let wel dat dit in 1940 is!).

 

Tot deze gemeente behoren de dorpen Termunten, Termunterzijl, Wagenborgen en Woldendorp. Gehuchten in de gemeente Termunten zijn: Baamsum, Borgsweer, Dallingeweer, Fiemel en Lalleweer.

Het grondgebied van de gemeente Termunten beslaat 5532 ha waaronder 11 ha kwelder en waarvan 1519 ha tot de Dollard behoren.

 

Op 1 januari 1990 is de gemeente Termunten samengevoegd met de gemeenten Delfzijl en Bierum onder de naam Delfzijl.

 

2. Ontstaansgeschiedenis

 

2.1 Geologische ontstaansgeschiedenis

Het ontstaan van het gebied waarin de gemeente Termunten ligt, begint aan het eind van het Saalien, een ijstijd circa 120.000 jaar voor Chr. In deze periode vormt het landijs de stuwwallen van Winschoten.

 

Tijdens de laatste fase van het Saalien reikte het landijs tot Oost-Groningen. IJslobben die voor het aaneengesloten ijsfront hebben gelegen, persen de ondergrond omhoog, waardoor een aantal

 

boogvormige ruggen zijn ontstaan. De opduiking van Wagenborgen heeft oorspronkelijk tot de rug van Siddeburen-Schildwolde behoord. Door latere erosie is de aansluiting verloren gegaan.

 

Na het warmere Eemien volgt weer een koude periode: het Weichselien (circa 100.000 jaar voor Chr.). Vele dekzanden in het gebied zijn vooral afgezet in het laat- Weichselien. De grootste dekzandoppervlakte wordt gevormd door de rug die buiten de gemeente Termunten bij Froombosch begint en via Slochteren-Schildwolde tot Siddeburen loopt. Na Siddeburen duikt de rug weer onder het later gevormde veen.

 

Bij de aanvang van het Holoceen (8.000 jaar voor Chr.) wordt het klimaat geleidelijk warmer en neerslagrijker waardoor zich een veenpakket kan ontwikkelen dat zich vanuit de lagere delen over het gebied uitbreidt tot over de grote dekzandrug van Schildwolde-Siddeburen. In dit veengebied ontwikkelt zich een afwateringssysteem met tal van veenriviertjes. Door de zeespiegelrijzing kan de zee steeds verder landinwaarts de veenriviertjes binnendringen.

Het gebied staat onder invloed van een aantal trans- en regressiefasen waarin de zee respectievelijk het land binnendringt en zich weer terugtrekt. Tijdens de eerste transgressiefase, 1015-650 v. Chr., wordt het kwelderlandschap opgebouwd waarop Termunten is gelegen. In de volgende transgressiefase wordt de Eemsmonding wijder waarbij de zogenaamde Eemsklei is afgezet in brede en smalle geulen.

 

Langs de Termunter of Oude Ae wordt de Eemsklei als oeverwal afgezet en wordt ook een deel van de geul opgevuld. Tijdens de derde transgressiefase wordt verder landinwaarts ook weer klei afgezet.

 

Bij de latere doorbraken van de Dollard in de 15e en 16e eeuw vindt tussen Nieuwolda-Oostwolderhamrik en de Zomerdijk afzetting plaats van Dollardklei.

 

Als gevolg van de later optredende klink in het veen is er een omkering van het reliëf ontstaan: de nooit door de zee overspoelde delen van het veen liggen thans het laagst in het terrein, terwijl de oorspronkelijk laagst gelegen opgevulde geulen als ruggen in het terrein liggen. De dekzandopduikingen zijn door klink van het veen eveneens in het terrein zichtbaar geworden.

 

De bodem in dit gebied bestaat in eerste instantie uit zandige klei. Later is daar de zware kalkhoudende Dollardklei over heen afgezet.

 

De hoogteliggaat in de gemeente Termunten varieert van -2.7m NAP ten noordwesten van Wagenborgen tot +0.8m ten zuiden van Termunterzijl.

 

De afwatering van het gebied is eeuwenlang geschied via een uitgebreid stelsel van riviertjes, waaronder de Termunter Ee en de Siepsloot, die uitmondden in de Eems. Langzamerhand zijn deze waterlopen echter dichtgeslipt.

Al in 1601 wordt het Termunten Zijlvest opgericht, dat zorg voor verbetering van de waterhuishouding. Zo wordt o.a. het Termunterzijldiep gegraven, dat bij Termunten uitmondt in de Eems.

 

Aan de binnenkant van de dijk waarachter later de Johannes Kerkhovenpolder zal ontstaan wordt een ander afwateringskanaal gegraven, het Uitwateringskanaal. In 1863 gaat het Termunten Zijlvest op in het waterschap Oldambt.

 

De verbetering van de waterhuishouding gaat ook gepaard met de bouw van kunstwerken zoals watermolens, stoomgemalen en later ook elektrische gemalen. Ook verschenen er steeds meer sluizen en bruggen in het landschap.

 

    Bewoningsgeschiedenis

De eerste aanwezigheid van de mens in het kweldergebied wordt merkbaar na de Duinkerken 2-transgressiefase (circa 1000 voor Chr.) als de bewoners van de kwelders (Termunten) en de oeverwallen langs de kust (Borgweer) en langs de oude Ae en zijtakken daarvan (Baamsum, Woldendorp, Dallingeweer, Grijze Monnikenklooster en Lesterhuis) hun woonplaatsen ophogen tot terpen om zich tegen het stijgende water te beschermen.

 

De eerste bewoning van de zandruggen vindt plaats op de hogere delen: de dekzandrug van Schildwolde-Siddeburen en de opduiking bij Wagenborgen. Op de dekzandrug ontwikkelde zich het streekdorp met opstrekkende verkaveling. Rond de opduiking van Wagenborgen ontwikkelde zich een onregelmatige blokverkaveling.

In de recente tijden is mens drastisch te werk gegaan in het kader van de ruilverkavelingen. Hierbij is veelal de oude landschapsstructuur verdwenen waardoor de geschiedenis niet meer in het verkavelingspatroon tot uiting komt.

 

De gemeente Termunten heeft van de 16e tot de 19e eeuw een belangrijke rol gespeeld in de verdedigaatslinie langs de oostgrens van Nederland. Verschillende vestingwerken zijn nog (gedeeltelijk) bewaard gebleven. Twee van die vestingwerken in de gemeente Termunten zijn de schans op de landpunt Reide en de kustbatterij bij Termunterzij. Deze laatste is aangelegd na het graven van het Termunterzijldiep. In 1874 wordt dit verdedigaatswerk geslecht. Nu is er niets meer van te herkennen.

 

Nog wel enigszins te herkennen in het landschap zijn de overblijfselen van de schansen op de landpunt van Reide. In 1589 worden de (oorspronkelijk) twee schansen vergroot tot 1 schans met 4 bolwerken. Deze zijn in de 18e/19e eeuw geslecht.


3. Agrarisch grondgebruik

De gemeente Termunten wordt tot het Oldambt gerekend. Het Oldambt geldt in de provincie Groningen reeds lang als een akkerbouwgebied bij uitstek. Dat ook de gemeente Termunten een echte akkerbouwgemeente is, blijkt uit de volgende tabel en grafiek.

 

jaar

% bouwland

% gras­land

% tuin­bouw

tot. opp. cultuurgrond (ha)

1815

50,4

49,6

 

2766,12

1833

39,9

59,0

1,1

2807,19

1862

62,3

37,7

 

2604,08

1885

67,4

30,7

1,9

2933,27

1930

73,4

23,6

3,0

3679,09

 

 

 

 

Het Oldambt is één van de gebieden waar de verschuiving naar akkerbouw vroeg, dat wil zeggen reeds voor 1800, inzet.

 

De gemeente Termunten laat echter een ander beeld zien. Na 1800 is de oppervlakte grasland in deze gemeente nog aanzienlijk. Pas in de periode na 1833 neemt het percentage bouwland (definitief) toe. Het geleidelijk uit het noorden doordringen van de verschuiving naar de akkerbouw geldt dus in mindere mate voor de gemeente Termunten.

 

Opmerkelijk is het lage percentage bouwland in de periode 1833-1862. De vruchtbaarheidstoestand van de grond blijkt in deze periode niet zo goed te zijn waardoor men genoodzaakt is een grotere oppervlakte grasland aan te houden.

 

In de periode 1862-1885 is men tot het uiterste gegaan dat zonder kunstmest kan worden bereikt. In de meeste Oldambt-gemeenten doet zich in deze periode een stijging voor van het percentage grasland. In de gemeente Termunten gebeurt dat niet.

 

Na 1885 daalt in alle Oldambt-gemeenten het percentage grasland. Deze (definitieve) ontwikkeling in de richting van de akkerbouw vindt haar oorsprong in het in zwang komen van het gebruik van kunstmest. De vruchtbaarheidsproblemen schijnen nu voorgoed te zijn opgelost.

 

De verkaveling in de gemeente Termunten is in de loop der tijd geheel gewijzigd. In 1850 vertoont bijna de hele gemeente een onregelmatige blokverkaveling. Rond de voormalige wierden Termunten en Woldendorp liggen de kavels in onregelmatige blokken. Door de grootscheepse veranderingen in de landbouw (mechanisatie en rationalisatie) is de verkaveling grotendeels regelmatig geworden.

 

Rond Wagenborgen vindt de verkaveling plaats, gericht op de zandopduiking. De occupatie die na de bedijking op gang komt geschiedt vooral in de opstrekrichting vanaf de bewoningsas van Nieuwolda. De verkaveling wordt beïnvloed door restanten van de natuurlijke afwateringsgeulen (Hondshalstermaar en het Kleine Maar). Naarmate de oude afwateringsgeulen van minder betekenis worden, vermindert ook de herkenbaarheid van de verkaveling. In 1980 bestaat rond Wagenborgen dan ook de regelmatige blokverkaveling.

 

De polders in de gemeente Termunten zijn stukken land die op het water gewonnen zijn. Nadat het land genoeg is opgeslibd wordt er een dijk aangelegd. De twee polders in deze gemeente zijn: - Johannes Kerkhovenpolder (1875) - Carel Coenraad polder (1924; gedeeltelijk).

 

De bedijking van de Johannes Kerkhovenpolder wijkt in enkele opzichten af van de andere inpolderingen. Gewoonlijk worden gebieden bedijkt als ze hoog genoeg zijn opgeslibd. Dit is bij de Johannes Kerkhovenpolder niet het geval. Hier is een dijk dwars door de lage slikken gelegd. Verder betreft het hier een inpoldering door particulieren (een N.V. of maatschap). De inpolderaars zijn bovendien niet, zoals bij alle andere polders, Groningers, maar Hollanders.

In 1875 zijn de polderterreinen aangekocht en in 1884 is de inpoldering gereed. Voordat met de werkzaamheden wordt begonnen, zijn er nogal wat moeilijkheden en plannen (o.a. om een dijk naar Duitsland aan te leggen) geweest.

 

In de polder worden in de loop der tijd vier boerderijen gebouwd die echter door de Duitsers in de tweede wereldoorlog in brand gestoken worden. Daarna wordt één centraal bedrijf met kantoor in de polder gevestigd.

 

4. Infra structuur

 

    4.1 Landwegen

In 1850 is de wegenstructuur van de gemeente Termunten nog vrij beperkt. Er zijn twee verharde wegen die van enige betekenis, namelijk de weg van Termunten naar Delfzijl en de weg van Termunten naar Woldendorp, doorlopend tot de weg Nieuwolda-Oostwolderhamrik.

 

In de periode 1850-1900 is de verharding van het wegenstelsel doorgegaan. Rond Wagenborgen, Termunten en Termunterzijl zijn een aantal wegen verhard.

 

In deze periode is ook de Johannes Kerkhovenpolder ingedijkt. Om de landbouwgronden te ontsluiten is door deze polder een verharde weg aangelegd, aansluitend op de weg door de Reiderwolderpolder.

 

In de periode 1900-1940 worden er nog enkele verharde wegen in de gemeente Termunten aangelegd. Rond de grotere dorpen Termunten, Woldendorp en Wagenborgen wordt het wegennet iets uitgebreid.

 

Uit het bovenstaande blijkt dat er pas in de tweede helft van de 19e eeuw grotere behoefte bestaat aan verharding van het wegennet. In deze periode wordt het wenselijk geacht de landbouwgronden goed te kunnen bereiken. Ook voor het noodzakelijke vervoer naar de steden Groningen en Delfzijl is het noodzakelijk de wegen te verharden.

 

4.2 Waterwegen

Er zijn in de gemeente Termunten slechts twee waterwegen van betekenis, namelijk het Termunterzijldiep en het Uitwateringskanaal.

 

Ten zuiden van Termunterzijl is nog een restant van de Oude Ae te zien. Dit is de benedenloop van de Termunter Ee. De afwateringsfunctie van de Oude Ae is overgenomen door het Termunterzijldiep (in 1601 gegraven). Het waterlopenpatroon is in de loop der tijd gerationaliseerd.

 

4.3 Tramwegen

Niet alleen de verharding van het wegenstelsel maar ook de aanleg van tramwegen heeft bijgedragen aan de ontsluiting van het gebied.


Op 11 januari 1906 wordt er een commissie opgericht tot verbetering van het verkeerswezen in Oostelijk Groningen.

De Stoomtramwegmaatschappij Oostelijk Groningen is als naamloze vennootschap opgericht op 12 juni 1912 en heeft verschillende lijnen in exploitatie genomen. Het doel van deze onderneming is een geheel net van tramlijnen in Oost-Groningen te verzorgen.

 

Op 9 juli 1919 is de stoomtramlijn Winschoten-Delfzijl in gebruik genomen. Deze lijn doet ook de plaats Termunten aan.

 

Op de lijn Winschoten-Delfzijl wordt de dienst vanuit Winschoten en Termunten gereden. Het ketelwater voor Termunten moet worden aangevoerd omdat het water ter plaatse een te hoog zoutgehalte heeft. Na de oorlog kan slechts tot Termunten worden gereden doordat de bruggen over het Termunterzijldiep, het Eemskanaal en het Damsterdiep ernstige schade hebben opgelopen en ook de trambaan beschadigd is.

Een renderende onderneming wordt de Stoomtramwegmaatschappij niet. Door het toenemende rijwiel- en autoverkeer in vooral de jaren dertig van de 20e eeuw daalt het aantal vervoerde personen en de hoeveelheid vracht. Langzamerhand geeft de exploitatie verliezen.

 

4.4 Overig vervoer

In de jaren dertig worden veel tramverbindingen overgenomen door busdiensten. Dit wordt o.a. gedaan door de GADO (Groninger Autobusdienst Onderneming). Ook in de gemeente Termunten nemen langzamerhand de bussen het tramvervoer over.

 

Het goederenvervoer in de gemeente Termunten gaat niet alleen per tram of over het water maar ook de boderijders zorgen ervoor. Men kan bestellingen doen en die bij de boderijders opgeven. Op regelmatige tijden rijden deze dan per hondenkar of met paard en wagen naar de stad Groningen.

 

Als het wegennet wordt verbeterd (1850) gaan de boderijders ook met vrachtwagens naar de stad. In de Tweede Wereldoorlog worden door de Duitsers echter steeds meer vrachtwagens gevorderd en gaan veel boderijders weer over op de paardentractie. Alleen de alleroudste vrachtwagens blijven over maar wegens benzinegebrek moeten ze worden gestookt op gas, houtgas of turf. Onder deze omstandigheden wordt het hoe langer hoe moeilijker nog een geregelde bodedienst op de stad te onderhouden.

 

In de gemeente Termunten zijn boderijders actief geweest in de plaatsen Termunten, Termunterzijl, Wagenborgen en Woldendorp.

 

 

1850

 

 

1900

 

 

1940

 

 

5. Nederzettingsstructuur

 

5.1 Algemeen

In de (voormalige) gemeente Termunten liggen de dorpen Termunten, Termunterzijl, Wagenborgen en Woldendorp. Gehuchten in deze gemeente zijn Baamsum, Borgsweer, Dallingeweer, Fiemel en Lalleweer.

In deze paragraaf wordt een beeld geschetst van de inwoners- en woningaantallen. De tweede paragraaf geeft voor de gemeente een beeld van de ruimtelijke ontwikkelingen in de periode 1850-1940.

In de derde paragraaf komt de verspreide bebouwing aan de orde.

 

inwonersaantallen

jaar             1859     1869      1879       1899       1930       1947       1987

aantal         2491     2791      3018       3473       3838       4586       4427

 

woningaantallen

jaar             1859     1899       1930         1947         1987

aantal         447         654         917           944          1544

 

 

 

 

Tot 1947 laat het inwonersaantal van Termunten een stijgend verloop zien. De toename is echter voor elke periode niet even groot. De grootste bevolkingstoename heeft plaatsgevindten in de periode 1930-1947, namelijk gemiddeld 440 per periode van 10 jaar.

 

Na 1947 daalt het aantal inwoners. Oorzaken hiervan kunnen zijn de mechanisatie en rationalisatie in de landbouw waardoor het aantal arbeidskrachten is afgenomen. Ook oefent de industrie van Delfzijl op de werknemers een aantrekkingskracht uit. In deze gemeente is er te weinig vervangende werkgelegenheid geschapen om de bevolking vast te kunnen houden.

 

De woningvoorraad in de gemeente Termunten is over de gehele periode toegenomen. De grootste toename vindt plaats in de periode 1947-1987 namelijk gemiddeld 150 woningen per 10 jaar.

 

De woningbezetting daalt in de periode 1947-1987 ook het sterkst: van 4.9 inwoners per woning in 1947 tot 2.9 in 1987. De groei van het aantal inwoners hield dus geen gelijke tred met de groei van het aantal woningen.

 

    Nederzettingsstructuur per dorp

In deze paragraaf wordt een beeld geschetst van de ontwikkeling van de dorpen in de gemeente Termunten gedurende de MlP-periode. In de volgende paragraaf komen de gehuchten en de verspreide bebouwing aan de orde.

 

 

TERMUNTEN

Termunten is ontstaan in het voormalige kweldergebied langs de Eems. Al ver voor de jaartelling werpen de bewoners hier een wierde op om zich te beschermen tegen de regelmatige overstromingen. Pas sinds de vroege Middeleeuwen is op deze plaats echter sprake geweest van permanente bewoning. Omstreeks het jaar 1250 wordt door de abdij van Aduard op de wierde een kerk gebouwd. Het gebouw is in de loop van de eeuwen verschillende keren verbouwd en aangepast (invent. nr. 460).

 

Termunten kan gekenmerkt worden als een rechthoekig wierdedorp. Anders dan bij radiaire wierdedorpen, die van oudere datum zijn, is het bebouwings- en verkavelingspatroon rechthoekig. Deze, in vergelijking met een radiaal patroon, meer rationele indeling van de wierde is het gevolg van de toenemende bevolkingsdruk ten tijde van het ontstaan van het dorp.

 

Rond 1850

In het midden van de negentiende eeuw ligt de kern van het dorp ten zuiden van de kerk en aan de zuidoostkant van het Kleine Diep. Aan de westkant van het dorp loopt de weg richting Woldendorp.

De bebouwing is kleinschalig en vooral bij de kerk zeer dicht. In zuidelijke en oostelijke richting wordt de bebouwing grootschaliger en minder dicht. Ten noordwesten van het Kleine Diep bevinden zich enkele Oldambster boerderijen.

 

1850-1900

In de tweede helft van de negentiende eeuw vindt een verdichting van de kern plaats. Ten zuiden van de kerk wordt in 1895 een pastorie gebouwd (invent.nr.459). Ook ten noordwesten van het Kleine Diep neemt de bebouwing toe. Hier wordt tevens een begraafplaats aangelegd.

Daarnaast vindt vanaf 1880 in zuidwestelijke richting (lint)bebouwing plaats tussen het Kleine Diep en de weg naar Woldendorp. Hier verschijnen arbeiderswoningen met relatief grote tuinen (invent.nr.458). Aan de zuidkant van de weg wordt een korenmolen gebouwd.

 

1900-1940

Na de eeuwwisseling verdicht de kern zich nog enigszins. Van groter belang is echter de komst van de stoomtram (zie paragraaf 4.3). Hierdoor groeit het dorp in de richting van Termunterzijl. Behalve een machineloods en een haltegebouw (beide verdwenen) verschijnt ten noordoosten van het spoor ook enige kleinschalige (woon)bebouwing.

 

Na de Tweede Wereldoorlog

Na 1945 wordt tussen Termunten en Termunterzijl een woonwijkje gebouwd waardoor beide dorpen in feite aan elkaar vast groeien. Ook breidt de kern van Termunten zich enigszins uit in zuidwestelijke richting. In de kern zelf vindt hier en daar vernieuwing plaats.

 

De bebouwing die gericht is op de aanwezigheid van de tramlijn wordt na het opheffen daarvan gesloopt of krijgt een andere functie.

 

 

TERMUNTERZIJL
Termunterzijl is één van de weinige voorbeelden in Oost-Groningen van een zijldorp. Het is ontstaan bij de sluis (of 'zijl') die in 1601 wordt gebouwd om het pas gegraven Termunterzijldiep in de Eems te laten uitmonden. Een stormvloed in 1686 verwoest de eerste zijl en pas in 1725 wordt het ‘Oude Zijlgat’ in opdracht van de stad Groningen hersteld. De tweede zijl, nu Oude Sluis genoemd (invent. nr. 461), is gebouwd door stadsbouwmeester Anthony Verburgh.

 

In het onderstaande wordt de ontwikkeling van Termunterzijl slechts summier beschreven. De reden hiervoor is dat het in paragraaf 6.2 uitgebreid aan de orde komt als bijzonder gebied.

 

Rond 1850 vormt Termunterzijl een regionale handels- en vissersplaats. Het Termunterzijldiep fungeert als binnenhaven. Daarnaast is er een buitendijkse haven. Het dorp bestaat uit kleinschalige bebouwing aan weerskanten van het Termunterzijldiep en langs de doorgaande weg richting Delfzijl en richting Termunten.

 

1850

 

1900

 


1940

 

Situatie +/- 1940


1. Bebouwing kern 1850
2. N.H. Kerk

3. N.H. Kerkhof
4. Oude sluis
5. Bebouwing 1580-1900
6. Korenmolen
7. Bebouwing 1900-1940
8. Gemaal Cremers
9. Sluis jaren '70


Ten zuidwesten van het dorp liggen aan weerszijden van het Termunterzijldiep twee Oldambster boerderijen.

In 1870 wordt de oostelijke arm van het Termunterzijldiep gegraven. Hierdoor ontstaat een schiereiland. Tegelijk wordt een nieuwe sluis gebouwd, de Nieuwe Termunterzijl. De bestaande bebouwingsstructuur verdicht zich; het schiereiland wordt geheel bebouwd. Hier verschijnt onder andere een postkantoor (verdwenen).

 

Na de eeuwwisseling breidt het dorp zich nauwelijks verder uit. De stoomtramlijn, die ten zuiden van het dorp wordt aangelegd (zie paragraaf 4.3), leidt tot slechts weinig nieuwe bebouwing. Hetzelfde geldt voor de binnenhaven die ten noordoosten van het dorp wordt aangelegd.

 

Nadat in 1906 de Nieuwe Termunterzijl vernieuwd is, wordt ten westen hiervan in 1931 een nieuw boezemgemaal gebouwd.

 

Na de Tweede Wereldoorlog verandert er lange tijd weinig in het dorp. De stoomtram verdwijnt en daarmee de brug over het Termunterzijldiep

 

De bebouwing op het schiereiland is de laatste jaren gesaneerd, gerenoveerd of vervangen. De oude kademuur is vervangen door een talud.

 

 

WAGENBORGEN

Wagenborgen is ontstaan op dezelfde zandrug als waarop de reeks dorpen van Siddeburen tot Harkstede is gelegen. Deze zandrug verdwijnt oostelijk van Siddeburen onder het veen maar duikt bij Wagenborgen weer op. Deze verhoging in het landschap is sinds ongeveer de elfde eeuw permanent bewoond.

 

Anders dan in de rest van het Oldambt is hier geen sprake van boeren die hun macht en rijkdom steeds verder vergroten. Dit komt doordat de bewoners onvoldoende geld hebben om hun dijkplicht (het onderhouden van het 'eigen' deel van de Dollarddijk) na te komen. Hierdoor verliest men het recht van opstrek zodat de bedrijven niet uit kunnen breiden. Het nieuwe land komt in plaats daarvan veelal in handen van de stad Groningen of het Grijzemonnikenklooster (zie paragraaf 5.3).

 

In tegenstelling tot de dorpen van het lint Siddeburen- Harkstede wordt Wagenborgen gekenmerkt door een rechthoekig stratenpatroon dat in de MlP-periode is ontstaan. De bebouwing is in het algemeen kleinschalig.

 

Rond 1850

Halverwege de negentiende eeuw ligt de kern van het dorp rond de N.H. kerk (invent. nr. 468). Ten noorden van de kern bevindt zich enige verspreide bebouwing, voornamelijk boerderijen van het Oldambster type. In zuidelijke richting is langs de hoofdweg over de zandrug sprake van een lint. Hier staat behalve boerderijen ook een korenmolen (thana opgebouwd tot een woonhuis).

 

Langs twee evenwijdige wegen ten oosten van het lint bevindt zich ook enige bebouwing. De schaal van de bebouwing neemt toe met de afstand tot de kern.

 

1850-1900

In de tweede helft van de negentiende eeuw verdicht de kern zich en vindt enige uitbreiding plaats in noordoostelijke richting. Ook in de lintbebouwing langs de hoofdweg in zuidelijke richting vindt verdichting plaats. Hier wordt onder meer een postkantoor (thans verdwenen) gebouwd. Een eindje ten westen van de weg wordt een begraafplaats aangelegd.

 

Ten oosten van het lint neemt de bebouwing ook toe, niet alleen langs de evenwijdig lopende wegen maar ook aan enkele dwarswegen. Ten zuiden hiervan verschijnen enkele grote Oldambster boerderijen.

 

1900-1940

In 1900 wordt begonnen met de bouw van het psychiatrisch ziekenhuis ‘Bronswijk’ ten oosten van de kern van het dorp (invent. nr. 465). In de daaropvolgende decennia groeit dit uit tot een omvangrijk complex (thans verdwenen).

In het dorp zelf verdicht de bebouwing zich verder zodat er langzamerhand één aaneengesloten kern ontstaat met alleen ten noorden en ten zuiden daarvan enige meer verspreide bebouwing.

 

Iets ten noorden van de inmiddels (deels) afgebroken korenmolen wordt in 1925 een Gereformeerde kerk gebouwd (invent, nr. 470). Het postkantoor wordt verplaatst naar het oude centrum rond de N.H. kerk. Wat verder naar het noordoosten wordt in 1921 een school met de Bijbel gebouwd (invent. nr. 466). In 1928 krijgt het dorp ook een openbare lagere school. Deze wordt echter in 1945 door een bom verwoest.

 

Na de Tweede Wereldoorlog

Na 1945 breidt het dorp zich verder uit, met name ten zuidoosten van de kern. Ook in het noordwesten vindt enige bebouwing plaats. Belangrijker is hier echter de aanleg van een park met een waterplas. In noordoostelijke groeit het dorp voornamelijk door uitbreiding van ‘Bronswijk’, hetgeen ook gepaard gaat met groenaanleg.

 

1850

 

1900

 

1940

 

Situatie +/- 1940

 

1. Bebouwing kern 1850
2. N.H. kerk
3. N.H. kerkhof
4. Bebouwing 1850-1900
5. Psychiatrisch ziekenhuis
6. Bebouwing 1900-1940

 


WOLDENDORP

Het gebied waar Woldendorp ligt, is al voor de jaartelling bewoond, zij het niet permanent. De hoger gelegen delen (natuurlijke kwelderwallen en door mensen opgeworpen wierden) bieden niet altijd voldoende bescherming tegen het water. Nadat het gebied vanaf de derde eeuw na Chr. langere tijd vrijwel onbewoond is, worden in de periode 600 á 700 de verlaten wierden weer ingenomen. Daarnaast worden nieuwe wierden opgeworpen. Als twee eeuwen daarna de zeespiegel opnieuw begint te stijgen, zien de bewoners zich genoodzaakt de wierden op te hogen.

De oudste wierden worden gekenmerkt door een radiair patroon dat tot uiting komt in de verkaveling, de wegen en de bebouwing. Woldendorp kan gekenmerkt worden als zo'n radiair wierdedorp. Hoewel de oorspronkelijke verkavelingsstructuur rond het dorp verdwenen is als gevolg van ruilverkaveling, is het radiaire patroon van het dorp zelf nog duidelijk herkenbaar. Woldendorp is zowel historisch als functioneel de belangrijkste plaats van de gemeente. Hier zetelt (tot 1 januari 1990) het bestuur van de gemeente Termunten.

 

Rond 1850

Halverwege de negentiende eeuw bestaat het dorp uit een duidelijk afgebakende kern ten noordoosten van de kerk (oorspronkelijk ±1280; invent. nr. 454). Het noordelijk deel hiervan bestaat uit kleinschalige, dicht op elkaar staande bebouwing. Het zuidelijk deel is minder dicht bebouwd. Hier bevinden zich enkele boerderijen langs de, voor een radiaire wierde kenmerkende 'ossengang', een soort rondweg.

 

In het noorden vormt de Oude Ae de begrenzing. Aan de noordzijde hiervan staan twee Oldambster boerderijen. Ten noordwesten, op iets grotere afstand van de kern, staan nog twee boerderijen. Langs een weg in zuid- zuidoostelijke richting is sprake van kleinschalige 1intbebouwing.

 

1850-1900

In de tweede helft van de negentiende eeuw breidt het dorp zich in noordoostelijke en zuidelijke richting lintvormig uit langs de hoofdweg. In het zuiden wordt ten westen van de bebouwing een begraafplaats aangelegd. Aan de weg in noordwestelijke richting verschijnt een grote Oldambster boerderij, evenals aan het eind van de Kerkelaan in oostelijke richting.

 

De kern van het dorp verdicht zich. Er worden onder meer een postkantoor en een gemeentehuis gebouwd. Aan de noordoostkant verrijst een school. Ten oosten, direct buiten de ossengang, ontstaat een klein buurtje dat bestaat uit twee rijtjes woningen.

 

Op enige afstand ten zuidoosten van het dorp ontstaat langs twee weggetjes een groepje (land)arbeiderswoningen.

 



1850

 


  • 1940

Situatie +/-1940

 

1. Bebouwing kern 1850

2. N.H. kerk

3. N.H. kerkhof

4. Bebouwing 1850-1940

5. Gemeentehuis

6. Korenmolen


1900-1940

Na de eeuwwisseling verdicht de kern zich verder en vindt tussen de kerk en de begraafplaats enige bebouwing plaats. Langs de weg in noordwestelijke richting ontstaat aan één kant lintbebouwing. Naar het zuidoosten, in de richting van het op enige afstand gelegen groepje arbeiderwoningen (dat dan als 'Zwaagweg' wordt aangeduid) vindt aan beide kanten van de weg lintbebouwing plaats. In beide gevallen betreft het, net als de (eerdere) lintvormige uitbreidingen in zuidelijke en noordoostelijke richting, burgerwoningen. Door de bebouwing langs de uitvalswegen in diverse richtingen wordt de wierde-bebouwing als het ware 'uit elkaar getrokken'.

De stoomtramlijn richting Termunten, die in 1919 wordt geopend (zie paragraaf 4.3), loopt dwars door de bebouwing ten oosten van de kern. Het dorp zelf krijgt geen halte; de dichtstbijzijnde bevindt zich zo'n anderhalve kilometer ten zuiden van het dorp, bijna op de grens met de gemeente Nieuwolda.

 

Na de Tweede Wereldoorlog

Na 1945 breidt het dorp zich in (noord)oostelijke richting uit. Hier verschijnt een woonwijkje en wordt een sportterrein aangelegd, van elkaar gescheiden door grootschalige bebouwing. Ten noordwesten van de kern vindt op bescheiden schaal nieuwbouw plaats, nadat de oude bebouwing gesloopt is.

In de kern van het dorp vindt vlak na de Tweede Wereldoorlog vernieuwing plaats. Zo wordt in 1946-1947 een nieuw gemeentehuis gebouwd (invent. nr. 475). In 1950 verrijst midden in het dorp een gereformeerde kerk. Een deel van de omliggende bebouwing wordt hiertoe gesloopt.

 

5.3 Verspreide bebouwing

 

In de gemeente Termunten liggen vijf gehuchten, alle in het noordelijk deel van de gemeente, dat wil zeggen ten noorden van Woldendorp. Daarnaast is door de hele gemeente sprake van verspreide bebouwing.

Baamsum is een lint langs de weg tussen Woldendorp en Termunten. In het midden bestaat de bebouwing uit kleine woningen van het krimpjestype (invent. nr. 457). Aan de buitenkant staan enkele grote Oldambster boerderijen.

 

Borgsweer, dat ten westen van Termunterzijl ligt, kan gekenmerkt worden als een rechthoekig wierdegehucht. In het midden van de vorige eeuw bestaat het gehucht uit een kerk (invent. nr. 463), een herberg, kleinschalige en dicht op elkaar staande bebouwing in het midden en enkele grote boerderijen aan de rand (invent. nr. 462). Rond 1900 krijgt Borgsweer een school. Dallingeweer is rond 1850 niet veel meer dan een groepje boerderijen op een wierde ten zuidoosten van Termunten. Na de eeuwwisseling verdwijnen enkele boerderijen en ontwikkelt het gehucht zich door de bouw van kleinschalige bebouwing meer in de richting van Termunten.

 

Fiemel is een gehucht dat is ontstaan op de plaats waar het Uitwateringskanaal uitmondt in de Eems. Het bestaat van oorsprong uit wat kleinschalige bebouwing en een enkele boerderij, maar is grotendeels verdwenen. De sluis is nog steeds aanwezig, zij het grotendeels onder de dijk. Daarnaast liggen er enkele bunkers uit het eind van de Tweede Wereldoorlog: een aantal kleinere voor munitie en een grote voor het afweergeschut (invent. nr. 474).

Lalleweer, dat ten zuidwesten van Termunterzijl ligt, bestaat uit een aantal Oldambster boerderijen op een wierde. Het gehucht is wat omvang betreft sinds het midden van de vorige eeuw nauwelijks veranderd.

 

Behalve bovenstaande gehuchten, die op de huidige kaart ook als zodanig vermeld staan, is er in de gemeente ook sprake van kleine groepjes verspreide bebouwing die in het verleden als gehuchten vermeld worden.

Bij het Termunterzijldiep, op de plek waar de weg van Borgsweer naar Woldendorp dat kanaal kruist, heeft Wartumerklap gelegen. Hier bevinden zich rond 1900 onder meer twee steenfabrieken en een houtzagerij. Al voor de Tweede Wereldoorlog is deze nederzetting echter tanende.

 

Ten zuiden van Wartumerklap ligt nog steeds Lesterhuis. Dit heeft vroeger bestaan uit een groepje Oldambster boerderijen, waarvan er nog twee over zijn.

Ten oosten van Baamsum, aan weerskanten van

het Uitwateringskanaal, heeft Kabofferij gelegen, dat heeft bestaan uit enkele kleine (polder)arbeiderswoningen. Tegenwoordig is van dit gehucht niets meer over.

Ten zuiden van Woldendorp heeft, iets ten zuiden van de weg naar Wagenborgen, Kleine Leger gelegen. Dit is een groepje arbeiderswoningen, dat behoort bij de wat verder naar het westen gelegen boerderij 't Leger'. Ook van dit gehucht is niets overgebleven.

 

Tenslotte bevindt zich in de gemeente nog 'echt' verspreide bebouwing. Deze bestaat onder meer uit Oldambster boerderijen, zowel op het oude land als in de nieuwe polders. Daarnaast liggen verspreid door de gemeente kunstwerken, zoals bruggen (soms met brugwachterswoning), gemalen en watermolens.

6.Inventarisatie stedenbouw en bouwkunst

De inventarisatie van stedenbouw en bouwkunst heeft als doel inzicht te krijgen in de stedenbouwkundige ontwikkelingen die binnen de gemeente hebben plaatsgevindten en in wat er aan waardevolle structuren, complexen en objecten bewaard is gebleven.

 

De inventarisatie bestaat uit een stedenbouwkundig veldonderzoek en een inventarisatie van de bouwkunst.

 

6.1 Stedenbouwkundig veldonderzoek                                                         .

Door middel van een stedenbouwkundig veldonderzoek worden de globale bevindingen over de ontwikkelingen binnen de verschillende kernen in de gemeente geverifieerd.

Wanneer er in een nederzetting in de periode 1850-1940 een noemenswaardige ruimtelijke ontwikkeling heeft plaatsgevindten wordt deze op basis van een stedenbouwkundige typologie in kaart gebracht. De stedenbouwkundige typologie kent een hoofdindeling naar oorspronkelijke functie en ruimtelijke opbouw. Ze onderscheidt de volgende gebieden:

 

1. stedelijk ingerichte gebieden

 

1.1 algemeen (functie: gemengd of wonen)

 

1.2 stedelijke villagebieden

 

1. niet-stedelijk ingerichte gebieden
2.1 algemeen (functie: gemengd of wonen)
2.2 tuinwijkachtige ontwikkelingen (functie: wonen)
2.3 villagebieden (functie: wonen)

2. gebieden zonder woonfunctie
3.1 industriegebieden (functie: industrie/bedrijvigheid/handel/verkeer)
3.2 groene gebieden (functie: openluchtrecreatie, begraafplaatsen etc.)

3. andere aanduidingen:

- lineaire ontwikkelingen (functie: gemengd of wonen) -bestaande kern voor 1850 -gereconstrueerd gebied - hoofdinfrastructuur

 

In de gemeente Termunten heeft in de periode 1850-1940 in geen van de nederzettingen een vermeldenswaardige uitbreiding plaatsgevonden. Er is slechts sprake van verdichting langs het in 1850 al aanwezige stratenpatroon en/of uitbreiding langs bestaande (doorgaande) wegen. Om deze reden is een stedenbouwkundige typologie achterwege gelaten.

 

6.2 Gebied met bijzondere (stedenbouwkundige) waarden

Op basis van de lokale inventarisatie en het stedenbouwkundig veldonderzoek kan worden besloten een bepaald gebied als 'bijzonder' aan te duiden. Een dergelijke waardering heeft als doel enig onderscheid aan te brengen in de aard en kwaliteit van de grote hoeveelheid bebouwd oppervlak in de periode 1850-1940. Om zo'n gebied aan te kunnen duiden zijn de volgende criteria ontwikkeld:

 

1. Intrinsieke stedenbouwkundige kwaliteit
2. Bijzondere historische betekenis

3. Stedenbouwkundige betekenis in ruimere omvang3

4. Gaafheid (van de onder 1 t/m 3 genoemde kwaliteiten)
5. Zeldzaamheid (van de onder 1 t/m 3 genoemde kwaliteiten).

 

In de gemeente Termunten is één gebied met bijzondere waarden aangeduid, te weten Termunterzijl.

 

Gebied : Termunterzijl

Termunterzijl is één van de weinige voorbeelden in Oost- Groningen van een zijldorp. Het is ontstaan, zoals de naam aangeeft, bij een zijl of sluis in de buurt van de wierde Termunten. Deze zijl is oorspronkelijk in 1601 aangelegd om het pas gegraven Termunterzijldiep in de Eems te laten uitmonden. Een stormvloed in 1686 verwoest de eerste zijl en pas in 1725 wordt het ‘Oude Zijlgat’ in opdracht van de stad Groningen hersteld. De tweede zijl, nu Oude Sluis genoemd, is gebouwd door stadsbouwmeester Anthony Verburgh.

 

Rond 1850 is Termunterzijl een regionale handelshaven. Eerst ligt de nadruk of de doorvoer van turf uit de Veenkoloniën, later op de doorvoer van landbouwproducten. De bebouwing van Termunten strekt zich dan aan beide zijden van het diep uit. Aan de oostzijde, waar zich een opgemetselde kademuur bevindt, ligt de meeste en dichtste bebouwing. Door de veranderingen in de Veenkoloniën en het graven van het Eemskanaal (1870-1876) verliest Termunten deze handelsfunctie. In 1870 wordt ten oosten van de Oude Zijl de Nieuwe Sluis gebouwd. Hiertoe wordt een oostelijke arm aan het Termunterzijldiep gegraven, waardoor de bebouwing aan de oostzijde van het diep op een eiland komt te liggen. Tevens wordt het restant van de Oude Ae, die ten zuiden van de oostelijke bebouwing in het diep uitmondt, afgesneden en wordt de oude monding ervan gedempt.

 

In aansluiting op de Nieuwe Sluis, die in 1906 vernieuwd is, wordt ten westen ervan in 1931 het boezemgemaal Cremers gebouwd. Dit gemaal moet de afstroming bevorderen. In deze periode is de garnalenvisserij in Termunterzijl in volle bloei: de vloot bestaat uit zo'n 10 schepen. De garnalen worden in de afslag gedroogd en verwerkt tot veevoeder. De grotere exemplaren zijn bestemd voor consumptie. Aan de zuidkant van het dorp loopt een stoomtramlijn die mede voor het binnenlandse transport zorgt.

 

Als in 1972 in het kader van de Deltawet de dijken worden opgehoogd en een buitendijkse stormvloedkering wordt aangelegd, komt de oorspronkelijke buitendijkse haven binnendijks te liggen. De visserij beleeft slechte tijden, de visafslag wordt gesloten, maar tegelijkertijd neemt de recreatievaart toe.

 

Het gebied met bijzondere waarden omvat het Termunterzijldiep, de oostelijk arm, de binnenhaven, de drie sluizen, het boezemgemaal en andere waterstaatkundige werken en de belendende bebouwing, inclusief de twee boerderijen ten zuiden van het dorp.

 

De bebouwing concentreert zich langs het diep. Aan de oostzijde, op het eiland, ligt de Mello Coendersbuurt, aan de westzijde de Scheppersbuurt. De bebouwing is kleinschalig (één verdieping hoog met kap), staat dicht op het water en op elkaar. De Scheppersbuurt heeft haar oorspronkelijk karakter het meest behouden. De panden, meestal van het symmetrische- of het krimpjestype, zijn of op de noordelijk lopende weg of op het Termunterzijldiep gericht.

De bebouwing van de Mello Coendersbuurt is de afgelopen jaren gesaneerd, gerenoveerd of vervangen. De oude kademuur is vervangen door een talud. Toch is in de huidige bebouwing de authentieke schaal en vorm behouden.

De ruimtelijke structuur van Termunterzijl wordt bepaald door het Termunterzijldiep, de 19e eeuwse omgraving, de zeedijk, de sluiswerken en het gemaal. Kenmerkend is de visuele relatie tussen de gesloten bebouwing ten zuiden van de Oude Zijl en de openheid van het landschap die wordt ingeleid door de twee Oldambster boerderijen aan de zuidkant van het dorp.

 

In het Streekplan van de provincie Groningen (1985) is Termunterzijl aangegeven als beschermenswaardig dorpsgezicht. Een wettelijke bescherming is in 1988 van kracht gegaan. Het gebied met bijzondere stedenbouwkundige waarden is iets uitgebreider dan het beschermd dorpsgezicht. Extra opgenomen zijn: de boerderijen aan de zuidkant van het dorp, de sluis en de stormvloedkering uit 1972 en het voormalige uitwateringsgebied.

 

 


TERMUNTEN BIJZONDER GEBIED: TERMUNTERZIJL

 


Criteria voor aanduiding van gebied met bijzondere waarden

 

  1. I. Intrinsieke stedenbouwkundige kwaliteit, zoals :

1. Kwaliteit van het ruimtelijk concept

2. Betekenis vanwege de verkaveling/inrichting/ voorzieningen

3. Betekenis vanwege architectonische/ architectuurhistorische kwaliteiten

4. Betekenis vanwege specifieke vorm voor specifiek functionele ontwikkeling.

 

  1. II. Bijzondere historische betekenis, zoals :

1. Structuur, bestemming of verschijningsvorm, verbonden met en duidelijk uitdrukking gevend aan een specifieke politieke, culturele, geestelijke sociale, economische of algemeen historische ontwikkeling

2. Betekenis voor de geschiedenis van de ruimtelijke ordening en voor de ontwikkeling van het stedenbouwkundig denken

3. Betekenis vanwege de innovatieve waarde of pio­niersfunctie (type, motief, datering).

  1. III. Stedenbouwkundige betekenis in ruimere omgeving, zoals:
    1. Betekenis als onderdeel van een groter geheel
  2. 2. Betekenis vanwege ruimtelijke relaties met de omgeving
  3. 3. Betekenis vanwege markering van het stadsbeeld, als ruimtelijke of functionele dominant in een groter geheel of als representant van een groter geheel.
  4. IV. Gaafheid (van de in I t/m III genoemde kwaliteiten)
  5. V. Zeldzaamheid (van de in I t/m III genoemde kwaliteiten)*

* op regionale schaal

 

 

6.3 Inventarisatie van de bouwkunst

De inventarisatie van de bouwkunst heeft als doel de (meest) kenmerkende objecten en complexen voor de ruimtelijke, functionele en architectuurhistorische ontwikkelingen in de periode 1850-1940 vast te leggen. Essentieel voor de inventarisatie is dat ze 'breed' wordt uitgevoerd. Omdat er in de periode 1850-1940 erg veel gebouwd is heeft de Rijksdienst voor Monumentenzorg als uitgangspunt geformuleerd dat er bij de selectie van objecten/complexen sprake moet zijn van een ‘herkenbare mate van representativiteit voor de cultuurhistorische ontwikkelingen van de betreffende bouwperiode in de ruimste zin van het woord’.

 

Om het wat overzichtelijker te maken is voor de inventarisatie in de provincie Groningen een onderscheid gemaakt tussen twee categorieën objecten/complexen:

 

1. die objecten/complexen die een sociaal, economisch of cultuur-historisch belang vertegenwoordigen. Binnen deze categorie vallen objecten/complexen als fabrieken, scholen, kerken, bruggen, boerderijen etc.

2. die objecten die een representatief beeld geven van de woonbebouwing in de verschillende gemeenten.

 

Daarnaast kan er bij beide categorieën sprake zijn van een extra, de architectonische kwaliteit betreffende, waardering.

 

Als algemene regel bij de selectie van deze twee categorieën bouwwerken geldt dat ze gaaf moeten zijn. Dat wil zeggen, er mogen aan het bouwwerk geen ingrepen hebben plaatsgevindten die het in zijn grondvorm hebben aangetast. (Gaaf betekent dus niet per se: goed onderhouden.) Er zijn natuurlijk uitzonderingen op de regel. Het gaat dan om voorbeelden van objecten/complexen die zeer schaars zijn in de provincie als geheel of in de gemeenten afzonderlijk. Bij dergelijke voorbeelden wordt het criterium gaafheid vervangen door dat van schaarsheid/zeldzaamheid.

 

Voor het herinrichtingsgebied Oost-Groningen is in de periode 1981-1990 door de heren E. Degenhart-Drenth en E. Stanhuis een inventarisatie van de bebouwing uitgevoerd. De resultaten hiervan zijn verschenen in het vijf delen tellende rapport ‘Registratie cultuurhistorisch waardevolle objecten’. Het M.I.P.- Groningen heeft deze gegevens overgenomen en voor zover nodig gewijzigd en aangevuld.

 

Helaas heb ik het hierop volgende boek niet kunnen vinden:

"Registratie cultuurhistorisch waardevolle objecten in de gemeenten: Winschoten, Scheemda, Oosterbroek, Beerta, Midwolda, Finsterwolde, Nieuwolda en Termunten : deelgebied Oldambt (N.ged.)". Auteurs:E. Degenhart-Drenth en E. Stamhuis, 1989 niet meer kunnen vinden. Daarin staan de objecten die in 1989 zijn beschreven als waardevolle objecten binnen de genoemde plaatsen. Het boek ligt nog wel in meerdere bibliotheken, zoals die van de RUG en de Universiteit van Wageningen.

 

Noten, bronnen en referenties:

Noten, bronnen en referenties:

‘Termunten, gemeentebeschrijving, regio Oldambt/Westerwolde’in: ‘Monumenten Inventarisatie Project provincie Groningen’, colofon uitgever: Provincie Groningen samenstelling: P. Harkema M.H. Panman, eindredactie en lay-out : L. Hacquebord

 

Literatuur:

Boer, J. de, Dorpen in Groningen, PPD Groningen, 1980.
Boer Sap, S. de, Spoorwegen in Groningen, Groningen, 1987.
Botanie, cultuurhistorie, fysische geografie en ornithologie, Oldambt, PPD Groningen, 1984.
Dik, H.G. en Doornbos, H., Termunten in oude ansichten, Zaltbommel, 1973.
Doornbos, H., Wagenborgen in oude ansichten, Zaltbommel, 1979.
Fysische geografie en ornithologie, Woudbloem, PPD Groningen, 1985.
Integraal Structuurplan Noorden des Lands. Deelrapport 17: Duurswold en Klei-Oldambt, PPD Groningen, 1982.
Georgius, R. Cley-Oldambt’ Groot en Klein-Termunten, Woldendorp, 1979.
Hartsema, D. en Mollema, W., Met de boderijders naar Groningen, Bedum, 1985.
Hofstee, E.W., Groningen van grasland naar bouwland 1750-1930, Wageningen, 1985.
Provinciale Almanak voor Groningen, 1985.
Schroor, M., De landelijke lijn; kavelpatronen en lineaire elementen in het Groninger landschap, cultuurhistorisch bekeken, PPD Groningen, 1987.
Snijders, F., Fysische geografie in de provincie Groningen, PPD Groningen, 1985.

Kaarten

Kuyper, J., Gemeente-atlas van de provincie Groningen Leeuwarden, 1867, Hugo Suringar ed., 1:80.000.
Kater Tz. J., Kaart van alle bevaarbare vaarten en kanalen in de provincie Groningen, ca 1850, 1:100.000
Topografische kaart, 1853, 1:50.000
Topografische kaart, 1902, 1:25.000
Topografische kaart, 1933, 1:25.000

 

 


Deze pagina maakt deel uit van www.nazatendevries.nl. Aan bovenstaande tekst is de uiterste zorg-vuldigheid besteed. Desondanks kunnen er best fouten voorkomen. Constateer je fouten en/of heb je vragen, correcties, aanvullingen......... geef die dan even aan mij door via mijn E-mail adres (zie rode balk boven). Wij hebben ons uiterste best gedaan om de auteurs van teksten/citaten en copyrightbepalingen van afbeeldingen te achterhalen. Mocht je rechthebbende zijn en hierover vragen of opmerkingen hebben, neem dan contact op via e-mail. Lees ook de 'Disclaimer' en 'Privacy' voor méér informatie en laat ook eens een bericht achter in het Gastenboek, dan weet ik waarvoor ik het doe.

Hoogeveen, 16 februari 2023.
Samenstelling: © Harm Hillinga.
Klik hier om naar het menu ARTIKELS te gaan.
Klik hier om terug te gaan naar de HOMEPAGE.
Top